Een terugblik op een vergeten bladzijde
uit het Belgische kolonialisme in Afrika

Waarom was Oost Afrika belangrijk ?

De onzekerheid van de westelijke route

In 1482, ontdekte de Portugese reiziger Diego Cão de monding van de Congostroom en sindsdien verbleven er Portugese handelaars aan de monding. Bij de Conferentie van Berlijn, in 1885, toen Afrika verdeeld werd tussen de verschillende Europese mogendheden, verwierf Portugal onder anderen de kolonie Angola, op de linkeroever van de Congostroom, en het Protectoraat Cabinda (Portugees-Congo) op de rechteroever aan de monding van de stroom.
De Congostroom was de enige toegang tot de zee voor Belgisch Congo, maar door de Portugese aanwezigheid was deze route onzeker.

Ook al voorzag de Conferentie van Berlijn in de vrijheid van handel in het Congostroomgebied, toch was België niet gerust en zocht reeds heel vroeg naar een tweede route via de Indische Oceaan. Ter vergelijking, de verschillende blokkades van de Schelde die door Nederlands grondgebied loopt, zullen hier niet vreemd aan zijn.

De oostelijke route

Duits-Oost-Afrika was een Duitse kolonie in Oost-Afrika, die in de jaren 1880 gesticht werd; het kwam ongeveer overeenkomt met het huidig gebied van Burundi, Rwanda en Tanganyika (het vasteland van het huidige Tanzania). De oppervlakte was 994.996 km2, bijna drie keer zo groot als het huidige Duitsland.

Vóór de eerste Wereldoorlog ontwikkelde Duitsland de haven van Dar es Salaam, zodat deze zijn Oost-Afrikaanse bezittingen kon dienen. Duitsland bouwde bovendien een 1.252 kilometer lange spoorlijn (Tanganjikabahn) tussen Dar es Salaam en Kigoma voor het vervoer van goederen van en naar Ruanda-Urundi.
(Ruanda-Urundi was de naam van een deel van de voormalige kolonie Duits-Oost-Afrika, tot het in 1962 onafhankelijk werd als de aparte landen Rwanda en Burundi.)

Daar waar een reiziger einde 19de eeuw nog meer dan 100 dagen onderweg was met dragers, tussen Dar es Salaam en Ujiji (Kigoma), kon het traject nu in 58 uur afgelegd worden. [2] [3]

Aan het einde van de 19de eeuw hadden de transportmiddelen in Afrika een enorme vooruitgang geboekt. De uitbouw ervan gebeurde op een twintigtal jaar.

Ook in Congo leverden de Belgen een opmerkelijke prestatie. Ze legden in 1868 een spoorlijn tussen Matadi en Kinshasa aan en omzeilden zo de stroomversnellingen die eeuwenlang een onoverkomelijk obstakel vormden voor ontdekkingsreizigers.

Afgezien van de route via Matadi, heeft Congo, in zijn uitgestrektheid, altijd geleden onder één tekortkoming: dat het geen 100% zelf gzcontroleerde uitvoerroute naar zee had op zijn grondgebied.
L E E S     V E R D E R