Een terugblik op een vergeten bladzijde
uit het Belgische kolonialisme in Afrika

De beginperiode

Uit het principeakkoord van 1919 ontstond het bedrijf Agence Commerciale Belge de l'Est Africain (ABEA), met hoofdzetel in Dar-es-Salaam en gesticht door S.A. Bunge, de Belgische Maritieme Maatschappijen (Entreprises Maritimes Belges) en de Compagnie Centrale d'Outre-Mer.

In Kigoma was het de C.F.L. (Compagnie des Chemins de Fer du Congo Supérieur aux Grands Lacs Africains) die de goederen behandelde. Ze werd beheerd door de Belgische douanecontroleur in Kigoma.

De Belgisch-Britse overeenkomst werd, na 2 jaar discussies, uiteindelijk ondertekend op 15 maart 1921 en begon de ABEA met het beheer van de site in Dar es Salaam. Het vormde zo de Belgische concessie van Dar-es-Salaam, of "Belbase".

Na financiële moeilijkheden werden in 1927 twee nieuwe aandeelhouders aangetrokken: International Plantation Company en Intertropicale Comfina.
Kort daarna nam het Internationaal Maritiem Agentschap (A.M.I.), gevestigd in Antwerpen, het deel van de Comfina over en stopte het de commerciële activiteiten van Belbase ten gunste van de behandeling en doorvoer van goederen.

Pierre Ryckmans - als "Resident" van Urundi en waarnemend Koninklijk Commissaris in Ruanda-Urundi - was politiek verantwoordelijke voor het beheer van de Belgische bases in Kigoma en Dar es Salaam. [16]

Ryckmans verzette zich tegen een privéconcessie op de Belgische bases in Tanganyika en pleitte voor een Belgische vertegenwoordiging met geaccrediteerde diplomaten en Belgische douanebeambten in de twee steden. [17]

Deze benadering werd niet door de Britse overheid aanvaard, daar er een risico bestond dat de (operationele) aanwezigheid van een basismanager uitmondde in een (formele) aanwezigheid van een Belgische vertegenwoordiging op zijn grondgebied. Dir zal leiden tot verschillende confrontaties met de Britse autoriteiten en met bepaalde privébedrijven, in het volgende decennium. Het is waarschijnlijk, hoewel nooit expliciet bevestigd, dat dit verklaart waarom België een heel decennium heeft geaarzeld voordat het eindelijk de werking van de Belbases formaliseerde.

Door een akkoord van 1929, met begindatum maart 1931, werden de Belbases door concessie aan de ABEA afgestaan, hoewel de facto de ABEA in Dar es Salaam en de CFL in Kigoma de sites al sinds het begin van de jaren 1920 exploiteerden.

De pragmatische houding van de jaren twintig maakt plaats voor een strikt formalisme in overeenstemming met de letter van het verdrag van 1921. De privatisering en formalisering van de werking van Belbases leidde tot geschillen tussen België en Groot-Brittannië, over douaneprocedures, vertragingen bij de inklaring en afhandeling van zendingen.

Paradoxaal genoeg zal het decennium van improvisatie (1921 - 1931) een "gouden decennium" voor de Belbases blijken te zijn.

Kort daarna, met het uitbreken van de economische recessie in de jaren dertig, nam het goederenverkeer via de sites af.

Dar es Salaam

Oorspronkelijk had het terrein in Dar es Salaam een totale oppervlakte van 2.200 m2, met magazijnen (780 m2), een opslagplaats (570 m2), en een kad van 15 meter voorzien van twee oude stoomkranen. De zeeschepen konden er niet aanleggen omdat het te ondiep was. Daarom werd de lading met pontons tussen de verankerde schepen in de baai en de kade vervoerd.

In februari 1922 vertrok Albert Baschwitz naar Dar es Salaam waar hij directeur werd van ABEA. Deze Belgische concessie, hoewel zeer bescheiden geïnstalleerd, werd zeer goed beheerd door de Heer Baschwitz. Hij vervolledigde nog drie termijnen, van februari 1922 tot medio 1924; van november 1924 tot maart 1927 en van oktober 1927 tot 1930. [2]

De commerciële activiteiten van ABEA ruimden plaats voor de behandeling en doorvoer van goederen. De Belbase in Dar es Salaam krijgt het monopolie op de doorvoer van goederen van en naar toenmalig Congo, Ruanda en Urundi

Door de jaren heen werden de magazijnen in Dar es Salaam te klein en waren uitbreidingen nodig. Er wordt een overeenkomst gesloten tussen Groot-Brittannië en België, dat de uitbreidingswerken tussen 1927 en 1929 financiert. Ook de haven en de installaties van Kigoma worden in 1927 gemoderniseerd.

Kigoma

De site in Kigoma was gelegen op een perceel van 250 m breed en 70 m diep langs het Tanganyika-meer. In februari 1921 werd de site uitgerust met een golfplaten magazijn 55 meter breede en 15 meter lang. Het golfplaten magazijn diende vooral voor de opslag van stukgoederen. Daarnaast bevonden er zich enkele kleinere stenen magazijnen die op verzoek aan handelaren verhuurd werden.

Begin 1922 verzocht de Belgische regering de C.F.L. om een houten kade van 50 meter lang en 4 meter breed te bouwen. (Toenmalige kost 24.000 Belgische frank).
In 1926 begon C.F.L. met de aanleg van een kade van 200 meter in gewapend beton. Na de bouw van de kaaimuur in 1929 werd besloten om de infrastructuur te vervolledigen met een twee verdiepingen tellend magazijn van 84 x 21 meter.

De waterkant was uitgerust met 5 stoomkranen met een capaciteit van 5 ton en een handbediende laadboom van 25 ton.

Dankzij de diepwaterkade van 200 meter lang konden de binnenvaartschepen van de C.F.L. direct aanmeren (uiteraard hadden deze binnenvaartschepen op het Tanganyika-meer een kleinere diepgang dan zeeschepen).

In 1931 kwamen de twee entiteiten van Dar es Salaam en Kigoma onder verenigd beheer.

L E E S     V E R D E R